Dit geldt zowel voor ‘gewone’ toeristen die een camping of hotel boeken als watersporters die blijven overnachten.
Geertruidenberg sluit hiermee achteraan in de rij van 81 procent van de Nederlandse gemeenten waar al toeristenbelasting wordt geheven. ,,Het werd tijd”, reageert wethouder John van Vugt over de grote wens van deze coalitie, ,,dit is niet meer dan normaal”.
Van Vugt: ,,In onze omliggende gemeenten wordt al toeristenbelasting geheven, terwijl juist wij als vestingstad met veel historie en water zoveel moois aan de toeristen te bieden hebben.”Zo wordt Drimmelen ook 1 euro gevraagd, volgens Van Vugt. ,,In Oosterhout is het tarief 0,80 cent, in Werkendam 1,30 euro en in Waalwijk wordt 1,80 euro per overnachting gevraagd. ,,Wij zijn ergens in het midden gaan zitten”.
Het voorstel wordt 13 juni voor het eerst behandeld in de gemeenteraad. Geertruidenberg wil een vast bedrag hanteren. In andere gemeenten wordt onderscheid gemaakt in categorie van overnachten: daar is de toeristenbelasting lager voor campingplaatsen dan voor hotels. Van Vugt: ,,Wij vinden dat er geen verschil in het gebruik van voorzieningen is van bijvoorbeeld iemand die op een camping overnacht en iemand die in een hotel overnacht”.
25.000 euro
De invoering van toeristenbelasting levert Geertruidenberg dit eerste half jaar (vanaf 1 juli) 12.000 euro op; de jaren daarna structureel 25.000 euro. Dat bedrag blijft er over als je daar de extra inzet in de passantenhaven (is van de gemeente) van af trekt en de controle door boa’s. Voor de ondernemers zelf levert het volgens Van Vugt geen extra administratie op:,,In onze APV staat nu al dat zij elke overnachting moeten registreren.”
Geertruidenberg kiest niet voor forensenbelasting of vermakelijkhedenretributie. Dat laatste kan bijvoorbeeld worden gevraagd aan aanbieders van stadsritten of van vervoer van gasten in een sloep. ,,Wij hebben als gemeente geen extra voorzieningen hoeven treffen om een attractie bereikbaar te maken, wat betekent dat je ook geen vermakelijkhedenretributie kunt opleggen.”
Bron: BN De Stem – Marja Klein Obbink 29-05-19